Amsterdams Kamerorkest

Hier wordt zelfbewust naar het volmaakte gereikt.

Amsterdams Kamerorkest 1959In de tijd van de hernieuwde belang­stelling voor de barokmuziek ontstond het Amsterdams Kamerorkest. Op verzoek van grammofoonplatenmaat­schappijen, waaronder Philips, die voor opnamen van barokmuziek niet het hele Concertgebouworkest wilden be­talen, werd in 1957 door Piet Heuweke­meijer een klein ensemble geformeerd. In de eerste jaren van zijn bestaan was het Amsterdams Kamerorkest voorna­melijk een studio-orkest en bezig met het maken van grammofoonopnamen.

‘Laat u verrassen door het Am­sterdams Kamerorkest! Omdat u dan zult weten dat wij in Hol­land eindelijk het ensemble rijk zijn dat tegenover alle ‘Solisti di Roma’, ‘Solistes de Zagreb’, ‘I musici’ zijn mannetje staat! Als men ze zo hoort, en ziet musiceren, die voortreffelijke musici met op de eerste plaatsen mannen als Krebbers, Stuurop, Boon, Smeehuyzen en SpieIer, dan staat het bij voorbaat vast dat hier zelfbewust naar het volmaakte wordt gereikt.’
In Televizier van 9 december 1961 wordt het eerste televisieoptreden van het Amsterdams Kamerorkest aange­kondigd. Genoemde spelers namen al­len vooraanstaande plaatsen in bij het Concertgebouworkest. Het blad laat verder uitlekken, dat er sprake is van een contract voor een vast maandelijks optreden voor de NCRV-televisie. In de loop der jaren waren tientallen opna­men uitgebracht door CNR, Telefunken, His Master’s Voice, Philips, Artone en CBS. De enthousiaste kritieken, die het ensemble kreeg, trokken de aandacht van Marinus Voorberg, dirigent van het befaamde NCRV Vocaal Ensemble. Met hem raakten radio en televisie geïnteres­seerd en sinds 1961 waren zij onder de directie van Marinus Voorberg ook daar regelmatig te gast.

Piet Heuwekemeijer had de organi­satie van het nieuwe ensemble op zich genomen - hij was tenslotte als leider van het Amsterdams Kamermuziek Gezelschap ook met deze kant van het bedrijf vertrouwd -, maar droeg die verantwoordelijkheid na korte tijd over aan Piet Lamberts, totdat Jaap Moelker zich over het reilen en zeilen van het orkest ontfermde. Dat was geen sinecure, want het orkest trad behalve tijdens de radio- ­en tv-uitzendingen die de associatie met het NCRV Vocaal Ensemble met zich meebracht, ook voor buitenlandse radio­zenders als de Norddeutsche Rundfunk op, waar zij concerten gaven in de serie Das Alte Werk. Ook de Wereldomroep had de gaven van het ensemble ontdekt en maakte opnamen met het AKO. In maart 1969 werd een indrukwekkende reeks Neder­landse muziek opgenomen met werk van Hendrik Andriessen, Adriaan Bonsel, Géza Frid, Hugo Godron, Oscar van He­mel, Ton de leeuw, Herman Strategier en Alexander Voormolen. Het concertmeesterschap werd behalve door Herman Krebbers, die dikwijls ook als solist optrad, wisselend waargenomen door Jean Louis Stuurop, Frits Waterman, Gijs Beths en Johan Kracht. Ook Jaap van Zweden is in later jaren als concertmees­ter en solist met het AKO opgetreden.

Perfectie als hartstocht

Jaap MoelkerIn juni 1965 trad het Amsterdams Ka­merorkest in de Grote Zaal in Amster­dam op en in het Haagse Diligentia, hetgeen na de radio- en tv-uitzendingen als het openbare concertdebuut van het orkest werd beschouwd. Een succesvol debuut gezien koppen als ‘Amsterdams Kamerorkest een superieur ensemble’, ‘Amsterdams Kamerorkest magnifiek’, ‘Perfectie als hartstocht’. Dit was het startschot voor talrijke optredens in Ne­derland en daarbuiten. Met onder meer een Kerstconcert in de Gereformeerde Kerk in Almkerk met Herman Krebbers als concertmeester en solist met zijn twee leerlingen Emmy Verhey en Christiaan Bor.

De belangen van het orkest werden onder meer behartigd door de zangersimpresario Pieter Alferink, die met het Amsterdams Kamerorkest een concert­serie had opgezet in de Ronde Lutherse Kerk in Amsterdam, waaraan soms jonge deelnemers aan het vocalistenconcours in Den Bosch meewerkten, zoals Linda Finnie, die in 1977 een prijs in de wacht sleepte.
Het Amsterdam Kamerorkest oogstte bijzondere lof voor het concert met Franse kamermuziek in de Kleine Zaal van het Concertgebouw onder leiding van de jonge Nederlander Kees Bakels met medewerking van onder anderen de harpiste Susanna Mildonian. Rob Vis­ser speelde samen met de fluitist Jorge Caryevschi het Kamerconcert voor fluit en althobo van Honegger: ‘Hun inzet was bepaald een betere zaak waardig,’ luidde het oordeel van Eddie Vetter, ‘want dit werk is gewoon loeivervelend, maar met twee rasmusici als Visser en Caryeschi is een uitvoering nog best te pruimen.’ Het AKO musiceerde ‘dat de stukken er soms van af vlogen, maar de afwerking was steeds perfect’ en door die vitaliteit was het geen steriel avondje geworden.

Het AKO werkte vaak mee aan uit­voeringen van de passiemuziek, in Edam was Bachs Johannes-Passion een jaarlijks terugkerend evenement evenals passie­-uitvoeringen in de doorgaans ijskoude St.-Baafskerk in het Zeeuwse Aarden­burg, maar ook in de Grote Kerk in Naarden waren zij meer dan eens te gast. Een bijzonder optreden was dat in Rome in het Teatro Olimpico op 26 maart 1980 met het NCRV Vocaal Ensemble o.l.v. Marinus Voorberg, waar de Johan­nes-Passion werd uitgevoerd.
Een bijzonder solo-optreden van het ensemble was dat in de Waalse Kerk in Amsterdam, waar zij op 14 maart 1974 Die Kunst der Fuge ten gehore brachten in een bewerking door de Duitse hoboïst en Bachkenner Helmut Winschermann, die de leiding van het concert had. Een uitvoering die ook uit­gezonden werd en veel aandacht trok.

 De eensgezindheid van een strijkkwartet

Gaandeweg trad het ensemble behalve in Nederland ook in het buitenland steeds meer voor het voetlicht. Tijdens tournees van het Concertgebouworkest kwam ook het Amsterdams Kamerorkest soms in actie. Zij gaven concerten in België (Ant­werpen), Engeland (Londen), Duitsland (Hamburg, Keulen en Frankfurt), Japan, Italië (o.a. Padua, Milaan en Rome), Zwitserland (Montreux) en de Neder­landse Antillen (Aruba). Bij een optreden in de Queen Elizabeth Hall in Londen speelden zij onder meer Henzes Strij­kerssonate. De chromatiek van dit stuk verbaasde een Londense recensent, die Herman Krebbers en zijn collega’s grote lof toezwaaide: ‘Throughout the evening his perfect control of intonation was matched by his colleagues, so that the five first violins sounded not far short of the Philadelphia Orchestra in full bloom.’ (The Guardian 19-4-1969). Stanley Sadie schreef in The Times (21-4-1969), dat het ensemble speelde met de eensgezindheid van een strijkkwartet. 

Karl SchoutenOnder de dirigenten die het ensemble leidden vinden we de namen van Jan Brussen, Anthon van der Horst, Albert de Klerk, André Rieu, Ed Spanjaard, Jaap Stotijn, Charles de Wolff, Kerry Wood­ward en natuurlijk Marinus Voorberg. Naarmate het orkest meer openbare con­certen gaf, breidde het zijn repertoire uit en zette ook romantische en eigentijdse muziek op het programma
. Een karakteristiek programma was dat van 23 februari 1971 met Pavane en Gaillarde van Matthias Mercker, een vioolconcert van Willem de Fesch, Sammartini’s Sinfonia nr. 6 in F gr.t., een Concertino voor viool en orkest van Per­golesi een sinfonia van Ignaz Holzbauer, Symphonietta voor strijkers van Géza Frid en Roemeense dansen van Bartok. Solist was Herman Krebbers.
Het AKO werd weliswaar niet als zodanig aangekondigd, maar onder leiding van Hans Vonk ver­zorgde het op 26 december 1970 de kerstmatinee van het Concertgebouworkest met muziek van Manfre­dini, Vivaldi, Holzbauer en Telemann, dat culmineerde in het Pianoconcert KV 271 van Mozart, gespeeld door George van Renesse.

Het contract met de legendarische heer C. Rood, die in Nederland Telefunken vertegenwoordigde, had het orkest, on­der leiding van Marinus Voorberg, een drukke opnamepraktijk van barokreper­toire bezorgd. Als eerste legde het Am­sterdams Kamerorkest voor Telefunken ook Mendelssohns vroege symfonieën op de plaat vast, hoewel deze première werd geclaimd door Decca. Ook gaven zij een uitvoering van het onbekende Vioolconcert in d kl.t. van Mendelssohn, waarin Robert Waterman als solist naar voren trad.
Het nieuwe streven naar authentici­teit inzake het uitvoeren van barokmu­ziek, dat in de late jaren zeventig opgeld deed, beperkte de mogelijkheden van het Amsterdams Kamerorkest. Luc van Has­selt, van huis uit klavecinist, had in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 7 juni 1968 al gesignaleerd dat de speeltrant uit de romantische periode het orkest nader was dan die van de barok. ‘Zo gemakkelijk laat zich de afkomst uit het Concertgebouworkest niet verloochenen… vandaar dat het gedeelte na de pauze met een Concertino voor contrabas en strijkers uit 1958 van Milko Kelemen, gespeeld door Tonny de Gruyter en Dvoøáks Strijkersserenade stilistisch het beste slaagde.’
Gelukkig hadden de musici meer pijlen op hun boog; het orkest overleefde en zette zijn concerten voort onder de naam Concertgebouw Kamerorkest.

Truus de Leur

Kcourant - augustus 2004

Auteur
Truus de Leur
Ensembleleden
Piet Heuwekemeijer (P.C.)
Piet Lamberts
Jaap Moelker