Amsterdams Kamermuziek Gezelschap

Muziek voor niet-alledaagsche bezettingen

Amsterdams Kamermuziek GezelschapVlnr: Thom de Klerk (fagot), Hubert Barwasher (fluit), Piet Heuwekemeijer (viool), Jan Bos (hoorn), Koen van der Molen (altviool), Joop van Gellekom (bas), Haakon Stotijn (hobo), Johan de Nobel (cello), Bram de Wilde (klarinet).

In 1942 verenigden zich enkele jonge musici van het Concertgebouworkest met het doel de ‘rijkdommen aan in­strumentale werken voor een kleinere, niet-alledaagsche bezetting, welke juist door deze minder-gebruikelijke bezetting nooit werden uitgevoerd’, onder de aandacht te brengen. Naast solorecitals bepaalden strijkkwartetten en trio's in die jaren het muzikale aan­bod in de Kleine Zaal. En de Kleine Zaal gold als een van de vooraanstaande kamermuziekcentra in Nederland.

De leiding van het AKG had Piet Heuwekemeijer. ‘Een vaste be­zetting hadden we niet,’ zegt hij, maar wie de programma’s van hun con­certen doorbladert,  ziet dat zich gaande­weg een vaste kern van spelers vormde, die naar believen, net zoals het Concert­gebouw-Sextet voor de oorlog, uitgebreid werd met andere musici uit het orkest. Piet Heuwekemeijer nam als eerste violist de organisatie voor zijn rekening, daarbij geassisteerd door Piet Lamberts, tweede violist in het AKG. De strijkerskern van het ensemble telde voorts de altist Koen van der Molen en de cellist Johan de Nobel. Kort na de oorlog kwam een vruchtbare samenwerking tot stand met het Concertgebouw Kwintet, een groep blazers bestaand uit Hubert Barwahser (fluit), Haakon Stotijn (hobo), Bram de Wilde (klarinet), Thom de Klerk (fagot) en Jan Bos (hoorn). Veel gespeelde com­posities werden al gauw het Fluitkwartet in D, KV 285, het Hobokwartet in F, KV 370 en het Klarinetkwintet in A, KV 581 van Mozart, evenals het Klarinetkwintet van Brahms. Ook de trompettist Ma­rinus Komst en de trombonist Hans Maassen, leden van het Concertgebouw Koperkwartet, werkten incidenteel mee. In 1947 voegde zich de harpiste Phia Berghout bij de vaste kern. Vanaf dat moment werd ook Ravels Introduction et Allegro voor harp met begeleiding van fluit, klarinet en strijkkwartet een van hun muzikale visitekaartjes. Onder leiding van Breitling Replica Watches Eduard van Beinum maakte het AKG er in 1952 een grammofoon­opname van voor Decca; op de andere plaatkant speelden zij voor deze gelegen­heid Debussy’s Danses sacrée et profane. In hun concertprogramma’s combineer­den zij Ravel graag met Debussy’s Sonate voor fluit, altviool en harp. Vóór de pauze werd vaak een fluitkwartet van Mozart gespeeld, gevolgd door het klarinetkwin­tet van Mozart of van Brahms, dan wel een hedendaags werk. Zij presenteerden ook herhaaldelijk groter bezette werken als het Septet van Beethoven, het Octet van Schubert en het Nonet van Spohr.

Nederlandse muziek speelde een belangrijke rol. In de circa ’50 openbare concerten die het AKG in de periode tot half 1959 gaf, werden van 30 Neder­landse componisten 42 werken gespeeld, die in totaal 80 uitvoeringen kregen. Daaronder Cheap Omega Replica waren wereldpremières van het Septet van Kees van Baaren, het Fluitkwartet op. 58 van Lex van Delden, Divertimento van Marius Flothuis, Ka­mersymphonie van Guillaume Landré, Vijf schetsen van Ton de Leeuw en Luctor Ponse’s Kwintet. De composities van Flothuis en Ponse werden opgedragen aan het AKG.

Piet HeuwekemeijerHet ensemble was dikwijls via de radio te beluisteren. Ook hier was de Nederlandse muziek goed vertegenwoor­digd. In samenwerking met Radio Neder­land Wereldomroep maakte het AKG een reeks zogenaamde productie-opnamen, dikwijls in de Ridderzaal van het Mui­derslot, van representatieve Nederlandse werken. Dit was een prestigeproject, bedoeld om de Nederlandse muziek in het buitenland te propageren. In deze serie werden onder meer het Octet van Badings, het Kwintet van Ponse en de Kleine suite van Koos van de Griend op­genomen – ‘die Kleine suite voor viool en cello hoor je nooit meer en het is goeie muziek,’ herinnert Piet Heuwekemeijer zich. Tijdens een tournee van het Con­certgebouworkest naar Engeland maak­ten zij voor de BBC een opname van Beethovens Septet.

Het Amsterdamsch Kamermuziek Gezel­schap presenteerde zich voor het eerst op 4 oktober 1942 in het Amsterdamse Rijksmuseum bij de opening van de ten­toonstelling ‘Vier eeuwen Nederlands muziekleven’. Het ensemble had een Ne­derlands programma samengesteld met de Suite voor strijksextet van Johannes Berghout, Zeven Goethe-liederen van Cor de Groot en het Strijkkwartet in C gr.t. van Th.H. Smit Sibinga. Uitvoerenden waren Cheap Tag Heuer Replica de violisten Piet Heuwekemeijer en Albert Blanket (vader van Frans), de altisten Ab de Groot en Jo Smits, de cel­list Jean Aerts, de bassist Johan Scherf en Hans Schouwman, piano.

Het volgende optreden had plaats op 14 en 15 februari 1944 in het kader van een Vriendenavond in de Kleine Zaal met het Strijksextet in Bes gr.t., op. 18 van Brahms, dat ook later herhaaldelijk op hun programma’s verscheen, en het No­net van Louis Spohr. De Vrienden onder­steunden ook toen al de kamermuziekac­tiviteiten van de orkestmusici. Het sextet werd gespeeld door Piet Heuwekemeijer en Chris Braam (viool), Frans Vonk (vader van de dirigent Hans) en Ab de Groot (altviool) en Jean Aerts en Johan de Nobel (cello). Voor het Nonet traden aan Piet Heuwekemeijer, Frans Vonk, Johan de Nobel, Fred Nijenhuis sr. (even­als zijn zoon Fred jr. speelde hij contra­bas), Dick Kuiper (fluit), Leo van der lek (hobo), Bram de Wilde (klarinet), Frans Odijk (fagot) en Jan Bos (hoorn). Kort daarna, op 18 maart 1944, brachten zij een zeer gevarieerd programma in de Kamermuziekserie in de Kleine Zaal met
Haydn: Das Echo, een suite uit te voe­ren in twee verschillende kamers;
Mozart: Hoornkwintet in Es gr.t., KV 407;
Kodály: Serenade op. 12 voor twee vio­len en altviool;
Brahms: Strijkkwintet op. 111.

In 1944 traden zij nog op in de Schouwburg in Leiden, in het Haagse Diligentia, in Museum Boymans in Rot­terdam en in de Kleine Zaal in Amster­dam. In het laatste oorlogsjaar viel het muziekleven ten gevolge van de benarde omstandigheden nagenoeg stil. In no­vember 1945, een halfjaar na de bevrij­ding, hervatte het AKG zijn concerten

 Het ensemble kreeg veel te doen. Het werd uitgenodigd voor concerten in kader van het Holland Festival, van de International Society for Contemporary Music en van Ma(nifestatie)ne(derland se)to(onkunst). Tijdens de Gaudeamus­weken brachten zij brandnieuwe muziek ten gehore van componisten, die toen om hun vernieuwende werk de aandacht trokken, maar nu veelal vergeten zijn. In de Kleine Zaal gaven zij met veel suc­ces een educatieve serie, getiteld ‘Kent u dit instrument?’. Aan de hand van de uitgevoerde muziek demonstreerden de musici hun eigen instrument aan het pu­bliek. Bij de blaasinstrume

Vlnr: Thom de Klerk (fagot), Hubert Barwasher (fluit), Piet Heuwekemeijer (viool), Jan Bos (hoorn), Koen van der Molen (altviool), Joop van Gellekom (bas), Haakon Stotijn (hobo), Johan de Nobel (cello), Bram de Wilde (klarinet).

In 1942 verenigden zich enkele jonge musici van het Concertgebouworkest met het doel de ‘rijkdommen aan in­strumentale werken voor een kleinere, niet-alledaagsche bezetting, welke juist door deze minder-gebruikelijke bezetting nooit werden uitgevoerd’, onder de aandacht te brengen. Naast solorecitals bepaalden strijkkwartetten en trio's in die jaren het muzikale aan­bod in de Kleine Zaal. En de Kleine Zaal gold als een van de vooraanstaande kamermuziekcentra in Nederland.

De leiding van het AKG had Piet Heuwekemeijer. ‘Een vaste be­zetting hadden we niet,’ zegt hij, maar wie de programma’s van hun con­certen doorbladert, ziet dat zich gaande­weg een vaste kern van spelers vormde, die naar believen, net zoals het Concert­gebouw-Sextet voor de oorlog, uitgebreid werd met andere musici uit het orkest. Piet Heuwekemeijer nam als eerste violist de organisatie voor zijn rekening, daarbij geassisteerd door Piet Lamberts, tweede violist in het AKG. De strijkerskern van het ensemble telde voorts de altist Koen van der Molen en de cellist Johan de Nobel. Kort na de oorlog kwam een vruchtbare samenwerking tot stand met het Concertgebouw Kwintet, een groep blazers bestaand uit Hubert Barwahser (fluit), Haakon Stotijn (hobo), Bram de Wilde (klarinet), Thom de Klerk (fagot) en Jan Bos (hoorn). Veel gespeelde com­posities werden al gauw het Fluitkwartet in D, KV 285, het Hobokwartet in F, KV 370 en het Klarinetkwintet in A, KV 581 van Mozart, evenals het Klarinetkwintet van Brahms. Ook de trompettist Ma­rinus Komst en de trombonist Hans Maassen, leden van het Concertgebouw Koperkwartet, werkten incidenteel mee. In 1947 voegde zich de harpiste Phia Berghout bij de vaste kern. Vanaf dat moment werd ook Ravels Introduction et Allegro voor harp met begeleiding van fluit, klarinet en strijkkwartet een van hun muzikale visitekaartjes. Onder leiding van Eduard van Beinum maakte het AKG er in 1952 een grammofoon­opname van voor Decca; op de andere plaatkant speelden zij voor deze gelegen­heid Debussy’s Danses sacrée et profane. In hun concertprogramma’s combineer­den zij Ravel graag met Debussy’s Sonate voor fluit, altviool en harp. Vóór de pauze werd vaak een fluitkwartet van Mozart gespeeld, gevolgd door het klarinetkwin­tet van Mozart of van Brahms, dan wel een hedendaags werk. Zij presenteerden ook herhaaldelijk groter bezette werken als het Septet van Beethoven, het Octet van Schubert en het Nonet van Spohr.

Nederlandse muziek speelde een belangrijke rol. In de circa ’50 openbare concerten die het AKG in de periode tot half 1959 gaf, werden van 30 Neder­landse componisten 42 werken gespeeld, die in totaal 80 uitvoeringen kregen. Daaronder waren wereldpremières van het Septet van Kees van Baaren, het Fluitkwartet op. 58 van Lex van Delden, Divertimento van Marius Flothuis, Ka­mersymphonie van Guillaume Landré, Vijf schetsen van Ton de Leeuw en Luctor Ponse’s Kwintet. De composities van Flothuis en Ponse werden opgedragen aan het AKG.

Het ensemble was dikwijls via de radio te beluisteren. Ook hier was de Nederlandse muziek goed vertegenwoor­digd. In samenwerking met Radio Neder­land Wereldomroep maakte het AKG een reeks zogenaamde productie-opnamen, dikwijls in de Ridderzaal van het Mui­derslot, van representatieve Nederlandse werken. Dit was een prestigeproject, bedoeld om de Nederlandse muziek in het buitenland te propageren. In deze serie werden onder meer het Octet van Badings, het Kwintet van Ponse en de Kleine suite van Koos van de Griend op­genomen – ‘die Kleine suite voor viool en cello hoor je nooit meer en het is goeie muziek,’ herinnert Piet Heuwekemeijer zich. Tijdens een tournee van het Con­certgebouworkest naar Engeland maak­ten zij voor de BBC een opname van Beethovens Septet.

Het Amsterdamsch Kamermuziek Gezel­schap presenteerde zich voor het eerst op 4 oktober 1942 in het Amsterdamse Rijksmuseum bij de opening van de ten­toonstelling ‘Vier eeuwen Nederlands muziekleven’. Het ensemble had een Ne­derlands programma samengesteld met de Suite voor strijksextet van Johannes Berghout, Zeven Goethe-liederen van Cor de Groot en het Strijkkwartet in C gr.t. van Th.H. Smit Sibinga. Uitvoerenden waren de violisten Piet Heuwekemeijer en Albert Blanket (vader van Frans), de altisten Ab de Groot en Jo Smits, de cel­list Jean Aerts, de bassist Johan Scherf en Hans Schouwman, piano.

Het volgende optreden had plaats op 14 en 15 februari 1944 in het kader van een Vriendenavond in de Kleine Zaal met het Strijksextet in Bes gr.t., op. 18 van Brahms, dat ook later herhaaldelijk op hun programma’s verscheen, en het No­net van Louis Spohr. De Vrienden onder­steunden ook toen al de kamermuziekac­tiviteiten van de orkestmusici. Het sextet werd gespeeld door Piet Heuwekemeijer en Chris Braam (viool), Frans Vonk (vader van de dirigent Hans) en Ab de Groot (altviool) en Jean Aerts en Johan de Nobel (cello). Voor het Nonet traden aan Piet Heuwekemeijer, Frans Vonk, Johan de Nobel, Fred Nijenhuis sr. (even­als zijn zoon Fred jr. speelde hij contra­bas), Dick Kuiper (fluit), Leo van der lek (hobo), Bram de Wilde (klarinet), Frans Odijk (fagot) en Jan Bos (hoorn). Kort daarna, op 18 maart 1944, brachten zij een zeer gevarieerd programma in de Kamermuziekserie in de Kleine Zaal met
Haydn: Das Echo, een suite uit te voe­ren in twee verschillende kamers;
Mozart: Hoornkwintet in Es gr.t., KV 407;
Kodály: Serenade op. 12 voor twee vio­len en altviool;
Brahms: Strijkkwintet op. 111.

In 1944 traden zij nog op in de Schouwburg in Leiden, in het Haagse Diligentia, in Museum Boymans in Rot­terdam en in de Kleine Zaal in Amster­dam. In het laatste oorlogsjaar viel het muziekleven ten gevolge van de benarde omstandigheden nagenoeg stil. In no­vember 1945, een halfjaar na de bevrij­ding, hervatte het AKG zijn concerten

 Het ensemble kreeg veel te doen. Het werd uitgenodigd voor concerten in kader van het Holland Festival, van de International Society for Contemporary Music en van Ma(nifestatie)ne(derland se)to(onkunst). Tijdens de Gaudeamus­weken brachten zij brandnieuwe muziek ten gehore van componisten, die toen om hun vernieuwende werk de aandacht trokken, maar nu veelal vergeten zijn. In de Kleine Zaal gaven zij met veel suc­ces een educatieve serie, getiteld ‘Kent u dit instrument?’. Aan de hand van de uitgevoerde muziek demonstreerden de musici hun eigen instrument aan het pu­bliek. Bij de blaasinstrumenten kwamen leden van het Concertgebouw-Kwintet of het Concertgebouw-Koperkwartet aan het woord en zelfs de paukenist Cor Smit kwam de geheimen van het slagwerk uit de doeken doen. Marius Flothuis had van het oud-Nederlandse lied Slaat op den trommele een arrangement gemaakt, waarin alle belangrijke orkestinstrumen­ten een aandeel hadden. Van dit project werd een film gemaakt, die op scholen werd vertoond.

Toen Piet Heuwekemeijer na het over­lijden van Eduard van Beinum in april 1959 per 1 juni werd benoemd tot direc­teur van de Nederlandse Orkeststichting, verzocht hij deze benoeming uit te stellen tot de 15de van die maand, zodat hij het reeds vastgelegde AKG-concert op 9 juni 1959 voor de Kunstmaand Amsterdam in de Bachzaal nog zou kunnen meespelen. Het programma, dat hem nog levendig voor de geest stond, besloot met het Oc­tetvan Schubert, zijn lievelingscomposi­tie. Met André van Aalst als eerste violist zette het AKG zijn concerten nog enige tijd voort, maar met het vertrek van Phia Berghout, die in 1961 het AKG verliet om de leiding van de Eduard van Beinum Stichting op zich te nemen, viel het doek voor een ensemble dat in de bijna twintig jaar van zijn bestaan baanbrekend werk had verricht.

 

Truus de Leur

Kcourant - juni 2004

Auteur
Truus de Leur
Ensembleleden
Hubert Barwahser
Jan Bos
Piet Heuwekemeijer (P.C.)
Thom de Klerk (Th.J.J.)
Koen van der Molen
Johan de Nobel
Haakon J.H. Stotijn
Bram de Wilde (A.)