Nederlands Blazers Ensemble

"We willen niemand bewust choqueren, maar we vinden het ook niet erg als iemand soms z'n haren overeind voelt komen, of een traan moet wegpinken!"

‘We willen niemand bewust choqueren, maar we vinden het ook niet erg als iemand soms z’n haren overeind voelt komen, of een traan moet wegpinken!’

Nederlands Blazers EnsembleDe geschiedenis van het Nederlands Blazers Ensemble begint met een jonge talentvolle fagotleerling aan het Muzieklyceum: Joep Terwey had les van Thom de Klerk. Hij stapte op zekere dag met een aantal medeleerlingen naar Everard van Royen, de directeur, en vroeg om ensembleles. Van Royen stelde Thom de Klerk voor. Deze had er wel oren naar en richtte het Aulos Kwintet op. Kamermuziekensembles waren in die tijd op de vingers van één hand te tellen: het Nederlands Strijkkwartet van Nap de Klijn, het Amsterdams Kamermuziek Gezelschap en het barokensemble Alma Musica. Het enige blaasensemble was het trio Arte Fiato, dat later zou worden uitgebreid tot het Danzi Kwintet. Dit was het voorbeeld voor de jonge blazers van het Muzieklyceum Martine Bakker (fluit), Edo de Waart (hobo), George Pieterson (klarinet), Joep Terwey (fagot) en Jaap Verhaar (hoorn).

Onder Thom de Klerks leiding floreerde het jonge ensemble. Zij zorgden onder meer voor muzikaal vertier op de studentenschepen van de NBBS (studentenreisvereniging, red.) die ’s zomers naar en van Amerika voeren. Op die reizen speelden zij zes programma’s van een uur, een niet geringe opgave voor een beginnend ensemble. Het repertoire bestond voornamelijk uit twintigste-eeuwse muziek: Hindemith, Pijper en een enkele keer de pianokwintetten van Mozart of Beethoven. Pas later kwam de blazersmuziek van Mozart, voorzover uitgegeven in die tijd, aan de orde. Op De Klerks voorstel breidde het ensemble zich uit tot een dubbel blaaskwintet, waarvoor meer repertoire was. Hiermee was het Nederlands Blazers Ensemble een feit en het zou zich met élan inzetten voor de herleving van kamermuziek voor blazers. Het eerste optreden vond plaats in januari 1961 in het gebouwtje van de speeltuinvereniging aan het Gaasperplein, bij Thom de Klerk om de hoek. Hij had journalisten uitgenodigd en andere relaties die het ensemble verder konden helpen.

Hun eerstvolgende optreden werd georganiseerd door het Nederlands Impresariaat in het kader van de Kunstmaand Amsterdam op 8 juni 1961 in de Kleine Zaal van het Concertgebouw. Het programma omvatte Divertimenti van Haydn en Mozart, een Serenade van Mátyás Seiber, een Nocturne voor harp en celesta van Henri Zagwijn, Divertissement pour instruments à vent van Jurriaan Andriessen en Gounods Petite symphonie, een van de latere successtukken van het NBE. De spelerslijst vermeldde Ruud Maas (fluit), Edo de Waart en Han de Vries (hobo), George Pieterson en Walter Hekster (klarinet), Jaap MacLaine Pont (basklarinet), Jaap Verhaar en Rudy van Velsen (hoorn), Joep Terwey en de Amerikaanse Alice van Leuvan (fagot) en de harpiste Ank van de Weijer-van Campen. Het ensemble kreeg steeds meer bekendheid. Thom de Klerk organiseerde concerten, zorgde voor de muziek, zo nodig voor bewerkingen, leidde repetities en concerten en trad met zijn musici in Nederlandse, Belgische en Duitse muziekcentra op; bovendien waren zij herhaaldelijk in de Londense Wigmore Hall te horen. Het ensemble dat ook toen al, afhankelijk van de bezetting, tot 24 musici kon worden uitgebreid, werd ook wel I Musici van de blazers genoemd, naar het wereldberoemde virtuoze strijkersensemble dat in de jaren vijftig en zestig een grote stimulans was voor de waardering van de barokmuziek.

Wisseling van de wacht

Ensembles NBE Joep TerweyIn 1966 beleefde het jonge ensemble, aldus Joep Terwey, zijn eerste grote crisis, toen Thom de Klerk op 54-jarige leeftijd onverwacht overleed. Edo de Waart was inmiddels gaan dirigeren en had in 1964 het Mitropoulos-concours in New York gewonnen, waarna hij assistent werd van Leonard Bernstein. Edo nam vervolgens de leiding van het Nederlands Blazers Ensemble op zich. Er kwam een bestuur, Joep werd directeur en er kwam een kantoor, dat door zijn vrouw Hanneke Terwey geleid werd.
 Op advies van Piet Heuwekemeijer (directeur van het Concertgebouworkest, red.) presenteerden de blazers zich met hun nieuwe dirigent in de Kleine Zaal met een in de puntjes ingestudeerd programma inclusief een nieuwe Nederlandse compositie (Clockwise van Peter Schat) in juni 1966 in tegenwoordigheid van de Nederlandse pers. ‘Het was een dag van grote hitte,’ zo vertelt Joep, ‘het Blazers Ensemble speelde op voorschrift van De Klerk zoals gebruikelijk in rok. Blazers werden (toen) maar al te vaak beschouwd als het schorriemorrie van het orkest, en De Klerk wenste aan dat imago niet mee te werken. Het werd zo heet op die junidag in de Kleine Zaal, dat ik tussen twee delen opstond en mijn rokjasje uittrok. Peter Schat en Louis Andriessen, die in de zaal zaten, applaudisseerden en andere blazers volgden mijn voorbeeld.’
Hiermee werd de spelers duidelijk dat het welslagen van een concert niet afhankelijk was van een traditioneel rokkostuum, integendeel, en werd de aftrap gegeven voor de onconventionele sfeer, die hun latere concerten zou kenmerken. Het ensemble verplaatste na enige tijd zijn concerten naar minder voor de hand liggende plaatsen als Theater Carré, Frascati, het Amsterdamse Paradiso en de open lucht. Zij repeteerden vaak ’s nachts, want op andere tijden was het niet mogelijk om spelers uit verschillende orkesten bij elkaar te krijgen. In Paradiso werden veel gedenkwaardige concerten gegeven, zoals de uitvoering van muziek uit het Berlijn van de jaren twintig, waarvoor op de achterwand in Paradiso een suggestief beeld van de Duitse hoofdstad werd geprojecteerd, het NBE muziek van Weill, Eisler en Dessau uitvoerde en Lucia Meeuwsen Lili Marleen zong. Zij gaven half-scenische concerten, waarbij zij zelf ook zongen, concerten met een toegiftenprijsvraag met het publiek als jury, workshops met jonge componisten, die tijdens de uitvoering hun muziek konden veranderen, met acteurs, met schrijvers (Maarten Biesheuvel), met Bernard van Beurden in een kinderconcert, met het Willem Breuker Alternatief en andere verrassende concertpartners.

Succes in Amerika

Als assistent van Bernstein was Edo de Waart thuisgeraakt in het Amerikaanse muziekleven. Hij had de nodige connecties en de bekendheid van de opnamen van het NBE deed de rest. De eerste de beste grammofoonplaat, eind jaren zestig gemaakt en geproduceerd door de legendarische Jaap van Ginneken van Philips, met muziek van Dvoøák, Gounod en Schubert won meteen een Edison. Later volgden de Gran partita en andere blazersmuziek van Mozart, de harmoniemuzieken, Kleine Marsen van Grote Meesters en Richard Strauss’ Serenade voor dertien blazers. De blazers bereikten in alle opzichten wat ze zich voor ogen hadden gesteld: ‘het traditionele repertoire zo perfect mogelijk uitvoeren; in onze programma’s informatie geven en minder traditionele werken - nieuw en oud - naar voren brengen; en er zelf veel plezier aan beleven’.

Zij bereisden heel Europa en maakten ook furore in de Verenigde Staten. Zij traden op in: Carnegie Hall en Lincoln Center in New York, Kennedy Center in Washington, voorts in Boston, Chicago, San Francisco en Los Angeles. Zij doorkruisten het Amerikaanse continent vele malen. Bovendien maakten zij tournees naar Japan, dat ze twee keer bezochten, Australië, Indonesië en Pakistan. Het ensemble gaf zo’n veertig concerten per jaar.
Inmiddels had de volgende crisis in het bestaan van het gezelschap zich aangekondigd. Edo’s dirigentencarrière vroeg meer en meer tijd, hij werd aangesteld als dirigent van het orkest in San Francisco en zag zich gedwongen om zijn bezigheden bij het Blazers Ensemble te verminderen. Langzamerhand waren de musici zo op elkaar ingespeeld dat zij konden besluiten om zonder dirigent door te gaan. Vanaf dit moment gingen zij anders zitten, dichter bij elkaar, en niet langer op een dirigent maar op elkaar gericht. Alleen grotere bezettingen of extreem bewerkelijke moderne werken werden nog gedirigeerd, maar de Gran partita, Dvoøák, Strauss en kleinere bezettingen niet meer. Dit maakte het samenspel nog hechter. Aan Amerikaanse universiteiten gaven de NBE-ers masterclasses om de studenten hun speelcultuur door te geven. Ook het samenspel van de blazers in het Concertgebouworkest voer er wel bij.
Bij de vierde reis door de Verenigde Staten had het NBE als speciale gasten Kees van Kooten en Wim de Bie meegenomen. Zij waren al vaker met de blazers opgetreden bij de nieuwjaarsmatinees, nu gingen zij voor het eerst mee op tournee. Dit zou de laatste Amerikaanse tournee worden, die Columbia Artists (Sam Niefeld) voor het Nederlands Blazers Ensemble organiseerde. In het vervolg deden ze dat zelf.

Werner Herbers:
Ensembles NBE Werner Hebers‘Met de Amerikaanse impresario Sam Niefeld was afgesproken dat het NBE een programma zou brengen met 60% puur klassiek en 40% alternatief. Met die kennis was Niefeld teruggekeerd naar de Verenigde Staten en had een tournee georganiseerd. Kees en Wim (van Kooten en De Bie, red.) hadden bedacht dat het concert zou worden aangekondigd als “More than a concert, including music by Mozart and Dvoøák”, maar dat “More than a concert” heeft hij nergens doorgegeven. Toen kwam het eerste concert in Amerika, aan Princeton University, in een prestigieuze Great Performers-serie. De week voor ons speelde Pollini en de week erna het Amadeus Kwartet of zoiets. En wij kwamen met Kees en Wim aan. Zij hadden een onzinnig verhaal over de troonsafstand van Juliana - toen die overigens nog niet aan de orde was. Het NBE als hoforkest zou een andere baas krijgen. Na Juliana, die de traditionele gang van zaken vertegenwoordigde, stond Beatrix een nieuwe aanpak voor. Zij onderbraken het concert voortdurend – mensen kregen ook niet de gelegenheid om te klappen en zo - om het over een andere boeg te gooien. Daar liepen mensen weg bij het concert, zo gechoqueerd en beledigd waren ze. Sam Niefeld trok zijn handen van de tournee af: “Die jongens eruit of ik telex naar alle zalen dat ik niet meer verantwoordelijk ben en jullie zoeken het zelf maar uit.” Toen hebben we een dag vergaderd. Het gesprek met Niefeld was om negen uur ’s ochtends en wij hadden om tien uur een afspraak met een journalist van de New York Times. Wij kwamen vijf kwartier te laat op die afspraak omdat we zo lang bij Niefeld hadden gezeten. Met hem zijn we een compromisvoorstel overeengekomen. We spelen een gewoon concert, een beetje aan de korte kant, en dan een extended encore met Koot en Bie in een ingekorte act. De journalist van de New York Times hadden we precies verteld wat er aan de hand was en we kregen een artikel op de voorpagina van het cultureel supplement, met foto’s en alles. Hij had een prima verhaal gemaakt, heel geheimzinnig, van als je wat avontuur wilt, enzovoorts, dan moet je komen. In New York zaten we ook in een soort Great Performers-serie in Lincoln Center: het was stampvol en had een enorm stucces. Niefeld stond in de coulissen en keek op zijn neus. Iedere avond keken we door een gaatje in het gordijn de zaal in en zagen soms oude dames met van die vlinderbrillen met diamantjes en witgrijsgeverfd haar in de zaal, en dachten “O, wat gaat dit worden.” Soms hadden ze er erg veel moeite mee. Het was ontzettend leuk.’

Stroomversnellingen

Behalve het overlijden van Thom de Klerk en het vertrek van Edo de Waart heeft het ensemble nog een aantal stroomversnellingen moeten doorstaan.
‘In 1974 kwam Harnoncourt naar Nederland. We hebben hem gevraagd of hij een paar keer met ons wilde repeteren. Dat was de volgende waanzinnige stap. Dat is eigenlijk nooit meer goed gekomen. De helft van de club zei: “Leuk, dat gaan we doen,” de andere helft: “We hebben succes met wat we nu doen, waarom zullen we dat veranderen?” Toch huurden we de Doopsgezinde Kerk en we hebben twee of drie middagen met hem zitten repeteren. Uit de Library of Congress in Washington hadden we een copie van het handschrift van de Gran partita meegenomen.’ De experimenten met andere speelstijlen werden nadien nog voortgezet met musici als Anner Bijlsma en Ton Koopman. Sommigen ondergingen dit als een stimulans, anderen hadden moeite om het zich eigen te maken. Dat bleek een breekpunt in het samenspel.

Nieuwjaarsmatinees

Vervolgens vond het NBE een grote klapper op zijn weg in de nieuwjaarsmatinees in het Concertgebouw. In 1972 werd het eerste van een geruchtmakende reeks concerten georganiseerd.

‘We waren uitgenodigd door Hans Kerkhoff voor de VARA-matinee op 1 januari 1972,’ aldus Werner, ‘daarna hebben we dat op eigen houtje voortgezet. Het varieerde qua vorm van een normaal concert tot een krankzinnig spektakel met licht en projectie. De tweede keer was een Stravinsky-middag, waar we nog geld hebben ingezameld voor het Medisch Comité Nederland-Vietnam, toen Nixon dat met napalm had bestookt. Gaandeweg betrokken we er anderen bij: Willem Breuker, acteurs, tapdancers en natuurlijk Koot en Bie. Het was een ontzettend karwei om zulke dingen in elkaar te zetten. Daar kwam bij, dat we nauwelijks in het Concertgebouw konden repeteren, dat was te duur. Een zeer bewerkelijke middag was het “Eng concert”. Bij de kerstmatinee met het Concertgebouworkest had ik gezien dat het orgel met een bepaalde belichting precies een Schots spookkasteel leek met tinnen en kantelen. We hebben The Mad King van Peter Maxwell Davies uitgevoerd en een concert van Vivaldi, La notte. Frans Brüggen dirigeerde in het donker in een regenjas. Het eindigde met een stuk van Willem Breuker, waarin de Mad King in zijn graf gedonderd werd, dat was het openstaande luik van de vleugel. Wat ik niet allemaal heb moeten doen om die belichting in orde te krijgen en alle kostuums… Later heb ik Koot en Bie erbij betrokken.’
Foto’s tonen een uitgebreid ensemble op het podium van de Grote Zaal met Wim de Bie aan de vleugel, met grote kunstoren aan zijn hoofd om op Pieter van Vollenhoven te lijken, en Kees van Kooten met een vergiet op zijn hoofd en een pollepel in de hand tussen de musici.

Het vijfentwintigjarig jubileum vierde het NBE ook tijdens een nieuwjaarsmatinee en dit gedenkwaardige concert werd afgesloten met een uitvoering van Händels Fireworks Music in de oorspronkelijke bezetting met enorme aantallen hobo’s, fagotten en hoorns. Alle NBE-ers die ooit hadden meegespeeld deden mee, met hun leerlingen. Andere gedenkwaardige producties waren het ‘Verbouwingsconcert’ (met vallende vleugel) ten tijde van de renovatie van het Concertgebouw en ‘Het NBE op tournee’.

De organisatie werd steeds gecompliceerder. Om onnodig dubbel werk bij al die verschillende projecten te voorkomen ging het Ensemble er eind jaren zeventig toe over om verschillende ‘productieleiders’ aan te stellen voor de concerten: Geert van Keulen organiseerde de concerten met moderne muziek, Joep die met het standaardrepertoire en Werner nam de nieuwjaarsmatinees op zich. De organisatie achter de schermen werd achtereenvolgens geleid door onder anderen Irène Otter, Els van den Oever en Marja Molewijk. Inmiddels hield het ensemble ook kantoor in Werners huis.

Werner Herbers:
‘Natuurlijk moest dat concert gedirigeerd worden door Edo de Waart. Na de pauze zaten wij met onze rug naar het publiek en hing er een groot scherm voor het orgel. Carlo (Ravelli, oud-hoboïst van het KCO, red.) kwam naar voren en zei tegen het publiek: “Dames en heren, zus en zo was de bedoeling. Edo de Waart kan vandaag niet, want dit zit in San Francisco vast, maar niet getreurd, hij dirigeert ons wel, maar per satelliet.” In een studio van Radio Amsterdam (het huidige AT5, red.) hadden wij een opname gemaakt van Edo’s toenmalige vrouw, een Amerikaanse. Zij kwam in beeld en zei: “Hello Amsterdam. This is San Francisco. Happy New Year. Maestro De Waart is waiting for you en we wish you all the best.” Dan kwam Edo in beeld, gaf de opmaat en wij speelden de Fireworks Music. Middenin begon het beeld een paar keer te haperen, tot het wegviel. Toen hadden we zo’n heel ouderwetse dia met de mededeling “De satellietverbinding is verbroken”, maar we speelden door natuurlijk. Eerst werd het wat ongelijk, toen werd het Ives en op zijn laatst was het complete chaos. De mensen zaten met het zweet in de handen in de zaal, omdat de hele boel in de soep liep. Op het hoogtepunt van de chaos kwam er een flitsje in beeld, dan wisten wij “Nu opletten”. Edo kwam weer in beeld, gaf een opmaat, dat was dan letter T in de partituur of zo en vanaf daar ging het weer goed. Het publiek was erin gelopen en dacht dat het echt was.’

De optredens van het Blazers Ensemble zaten vol verrassende elementen. Niet alleen in Amerika maar zelfs in Amsterdam werd het publiek soms op het verkeerde been gezet. Een groot praktisch nadeel, afgezien van het feit dat ze zo bewerkelijk waren, vormde de omstandigheid dat de dagen tussen de Kerstmatinee van het Concertgebouworkest en het optreden op 1 januari, dus de kerstvakantie volledig in beslag werden genomen door de zenuwslopende voorbereidingen. Dit begon de musici en hun gezinnen op te breken. De vrienden van weleer, die samen met vakantie gingen, samen gingen wielrennen, vaak nog elkaars vrije tijd en privacy deelden, groeiden uit elkaar. Persoonlijke belangen deden zich gelden en het collectief werd daarvan de dupe. Na de nieuwjaarsmatinee van 1988 kwam het tot een uitbarsting. De aanleiding was op zichzelf geen onoverkomelijk probleem, maar de blazers konden niet langer met elkaar uit de voeten, en daarmee viel het doek voor het oude blazersensemble. Het was geen onbekend verschijnsel. Andere hechte collectieven zoals de toneelgroepen Werkteater en Baal, vielen na een opzienbarend succesvolle periode om dezelfde redenen uiteen.

Muzikale ontdekkingen

Het Nederlands Blazers Ensemble heeft meer dan een kwarteeuw lang baanbrekend werk verricht voor de blazerscultuur in Nederland en daarbij het beschikbare blazersrepertoire fors uitgebreid. Na Thom de Klerk hebben met name Joep Terwey en Werner Herbers een groot aantal veronachtzaamde blazerscomposities teruggevonden en opnieuw onder de aandacht gebracht. De Serenade van Dvoøák lag nog betrekkelijk voor de hand, op een stapel vergeten muziek bij Broekmans & Van Poppel, maar andere werken hebben zij elders in Europa en in Amerika in bibliotheken onder het stof vandaan gehaald en soms ook op de plaat gezet, zoals de harmoniebewerkingen van opera’s van Mozart en de Marsen van Grote Meesters met nooit gespeelde marsmuziek van Haydn, Mozart, Beethoven, Schubert en anderen. Hun repertoire was groot en veelzijdig en omvatte muziek van alle eeuwen, van Gabrieli tot en met de talrijke speciaal voor het ensemble gecomponeerde nieuwe werken. Door zijn revolutionaire benadering van het fenomeen concert, het vaak theatrale aspect ervan en de verrassende combinatie van oude en nieuwe muziek trok het ensemble een groot en jong publiek.

Het NBE dood? lang leve het NBE

Na de nieuwjaarsmatinee van 1988 stond het voortbestaan van het Nederlands Blazers Ensemble op het spel. Maar ook deze hindernis werd genomen. Het ensemble kreeg een nieuw bestuur, een nieuwe artistieke leiding en nieuwe spelers. Ook in zijn nieuwe gedaante deed het van zich spreken. Vooral.sinds 1995, toen de nieuwjaarsmatinees, die aanvankelijk op een andere leest werden geschoeid, door de televisie werden uitgezonden. De cesuur was scherp en de band met het Concertgebouworkest vrijwel geheel doorgesneden (hoewel Joep Terwey nog steeds bestuurslid is van het nieuwe Nederlands Blazers Ensemble). Om deze reden leek het gepast aandacht te schenken aan het toenmalige Nederlands Blazers Ensemble en dit als verleden tijd te beschouwen.

Door Truus de Leur

Kcourant - april 2005

Auteur
Truus de Leur
Details
Thom de Klerk (Th.J.J.)
Ensembleleden
Werner Herbers (W.K.)
Joep Terwey
Dirigent
Edo de Waart